ANNALES III,7/12



Caput VII

Hoofdstuk 7

3.7.1. Tum exuto iustitio reditum ad munia, et Drusus Illyricos ad exercitus profectus est, erectis omnium animis petendae e Pisone ultionis et crebro questu, quod vagus interim per amoena Asiae atque Achaiae adroganti et subdola mora scelerum probationes subverteret. 3.7.1. Daarna keerde men, nadat de openbare rouw was afgelegd, terug naar zijn gewone taken en Drusus vertrok naar de Illyrische legers terwijl de gemoederen van allen gespitst waren op wraak tegen Piso en men er herhaaldelijk over klaagde dat hij maar rondreisde langs de aantrekkelijke plaatsen van Asia en Achaia en de onderzoeken naar zijn misdaden ontdook met arrogant en listig getraineer.
3.7.2. Nam vulgatum erat missam, ut dixi, a Cn. Sentio famosam veneficiis Martinam subita morte Brundisii extinctam, venenumque nodo crinium eius occultatum nec ulla in corpore signa sumpti exitii reperta. 3.7.2. Want het was algemeen bekend geworden dat de beruchte gifmengster Martina, die, zoals ik al vermeldde, door Gnaeus Sentius op transport gesteld was, plotseling overleden was in Brindisi en dat er vergif verborgen zat in haar haarwrong en er nergens op haar lichaam sporen gevonden waren van zelfdoding.

Caput VIII

Hoofdstuk 8

2.8.1. At Piso praemisso in urbem filio datisque mandatis per quae principem molliret ad Drusum pergit, quem haud fratris interitu trucem quam remoto aemulo aequiorem sibi sperabat. Tiberius quo integrum iudicium ostentaret, exceptum comiter iuvenem sueta erga filios familiarum nobiles liberalitate auget. 3.8.1. Maar Piso stuurde zijn zoon vooruit naar Rome met instructies om de keizer milder te stemmen en ging zelf naar Drusus die hij niet zozeer grimmig over de dood van zijn broer alswel gunstig gezind jegens hem hoopte aan te treffen omdat tenslotte een mededinger was uitgeschakeld. Om te tonen dat hij onbevooroordeeld was, ontving Tiberius de jongeman vriendelijk en gaf hem een gratificatie zoals gebruikelijk was tegenover de zonen van voorname families.
3.8.2. Drusus Pisoni, si vera forent quae iacerentur, praecipuum in dolore suum locum respondit: sed malle falsa et inania nec cuiquam mortem Germanici exitiosam esse. Haec palam et vitato omni secreto; neque dubitabantur praescripta ei a Tiberio, cum incallidus alioqui et facilis iuventa senilibus tum artibus uteretur. 3.8.2. Drusus maakte Piso duidelijk dat, als de geruchten waar waren, hij vooral reden tot smart zag: maar dat hij liever wilde dat ze vals waren en loos zodat de dood van Germanicus voor niemand funest zou zijn. Dit zei hij openlijk en met vermijding van elk contact onder vier ogen; en men twijfelde er niet aan dat dit hem door Tiberius was voorgeschreven omdat hij die anders niet tactisch was en door zijn jeugd openhartig toen de trucjes van oude rotten aan de dag legde.

Caput IX

Hoofdstuk 9

3.9.1. Piso Delmatico mari tramisso relictisque apud Anconam navibus per Picenum ac mox Flaminiam viam adsequitur legionem, quae e Pannonia in urbem, dein praesidio Africae ducebatur: eaque res agitata rumoribus ut in agmine atque itinere crebro se militibus ostentavisset. 3.9.1. Nadat Piso de Dalmatische zee was overgestoken en zijn schepen bij Ancona had achtergelaten trok hij door Picenum en daarna over de Via Flaminia en haalde een legioen in dat juist vanuit Pannonië op weg was naar Rome en vervolgens bestemd was voor de bescherming van Africa: en deze gebeurtenis gaf aanleiding tot praatjes: dat hij zich op pleisterplaatsen en onderweg steeds weer aan de soldaten had getoond.
3.9.3. Ab Narnia, vitandae suspicionis an quia pavidis consilia in incerto sunt, Nare ac mox Tiberi devectus auxit vulgi iras, quia navem tumulo Caesarum adpulerat dieque et ripa frequenti, magno clientium agmine ipse, feminarum comitatu Plancina et vultu alacres incessere. Fuit inter inritamenta invidiae domus foro imminens festa ornatu conviviumque et epulae et celebritate loci nihil occultum. 3.9.3. Vanaf Narnia voer hij stroomafwaarts langs de Nar en daarna langs de Tiber, om elke verdenking te vermijden of omdat angstige lieden nu eenmaal besluiteloos zijn, maar vergrootte juist de woede van het volk omdat hij nota bene bij het mausoleum der Caesaren had aangelegd op het drukste uur van de dag en terwijl de kade zwart zag van de mensen gingen, hijzelf met een grote drom cliënten, Plancina in het gezelschap van een grote groep vrouwen, met opgewekte gezichten op weg. Vooral strekte tot ergernis zijn huis, dat het Forum beheerste, vrolijk versierd, een diner en eetpartijen waarvan niets onopgemerkt bleef doordat de plaats zo druk bezocht werd.

Caput X

Hoofdstuk 10

3.10.1. Postera die Fulcinius Trio Pisonem apud consules postulavit. Contra Vitellius ac Veranius ceterique Germanicum comitati tendebant, nullas esse partis Trioni; neque se accusatores sed rerum indices et testis mandata Germanici perlaturos. Ille dimissa eius causae delatione, ut priorem vitam accusaret obtinuit, petitumque est a principe cognitionem exciperet. 3.10.1. De volgende dag klaagde Fulcinius Piso bij de consuls aan. Hiertegen verzetten zich Vitellius en Veranius en de overige vrienden van Germanicus met de bewering dat dit niet tot de bevoegdheid van Trio behoorde; en dat zij evenmin zelf als aanklagers wilden optreden maar als rapporteurs en getuigen de opdrachten van Germanicus zouden uitvoeren. Trio liet daarop de aanklacht van deze zaak varen maar kreeg toestemming om een aanklacht in te dienen met betrekking tot zijn vroegere levenswandel en men verzocht de keizer het onderzoek ter hand te nemen.
3.10.02. Quod ne reus quidem abnuebat, studia populi et patrum metuens: contra Tiberium spernendis rumoribus validum et conscientiae matris innexum esse; veraque aut in deterius credita indice ab uno facilius discerni, odium et invidiam apud multos valere. 3.10.2. Hiertegen had zelfs de aangeklaagde geen bezwaar, bang als hij was voor de sentimenten onder het volk en de senatoren: daarentegen zou Tiberius mans genoeg zijn om geruchten het hoofd te bieden en was hij bovendien gebonden aan de medeplichtigheid van zijn moeder; en ook was waarheid of wat verdraaid was gemakkelijker te onderscheiden door één enkele rechter terwijl haat en nijd vrij spel hadden bij de grote massa.
3.10.3. Haud fallebat Tiberium moles cognitionis quaque ipse fama distraheretur. Igitur paucis familiarium adhibitis minas accusantium et hinc preces audit integramque causam ad senatum remittit. 3.10.3. Maar al te goed was Tiberius zich bewust van de grote omvang van dit onderzoek en met wat voor een kwaadsprekerij hij zelf te kampen zou krijgen. Daarom aanhoorde hij, na enkele vrienden ontboden te hebben, de bedreigingen van de aanklagers en de smeekbeden van de tegenpartij en verwees toen de zaak in haar geheel terug naar de senaat.

Caput XI

Hoofdstuk 11

3.11.1. Atque interim Drusus rediens Illyrico, quamquam patres censuissent ob receptum Maroboduum et res priore aestate gestas ut ovans iniret, prolato honore urbem intravit. 3.11.1. En intussen kwam Drusus terug uit Illyrië en, ofschoon de senatoren hem wegens de onderwerping van Maroboduus en zijn krijgsdaden in de voorafgaande zomer een kleine triomf hadden toegekend, trok hij de stad binnen met opschorting van dit eerbewijs.
3.11.2. Post quae reo L. Arruntium, P. Vinicium, Asinium Gallum, Aeserninum Marcellum, Sex. Pompeium patronos petenti iisque diversa excusantibus M. Lepidus et L. Piso et Livineius Regulus adfuere, arrecta omni civitate, quanta fides amicis Germanici, quae fiducia reo; satin cohiberet ac premeret sensus suos Tiberius. Haud alias intentior populus plus sibi in principem occultae vocis aut suspicacis silentii permisit. 3.11.2. Hierna zocht de aangeklaagde steun bij Lucius Arruntius, Publius Vinicius, Asinius Gallus, Aeserninus Marcellus en Sextus Pompeius maar dezen verontschuldigden zich met allerlei smoezen. Marcus Lepidus en Lucius Piso en Livineius Regulus echter namen zijn verdediging op zich en de hele burgerij was benieuwd hoever de trouw van Germanicus' vrienden zou gaan en hoever het vertrouwen van de beklaagde; of Tiberius zich voldoende zou beheersen en zijn ware gevoelens zou kunnen onderdrukken. Bij geen andere gelegenheid heeft het volk, gespannen, zich meer gefluister over de vorst gepermitteerd of meer geladen stilte.

Caput XII

Hoofdstuk 12

3.12.1. Die senatus Caesar orationem habuit meditato temperamento. Patris sui legatum atque amicum Pisonem fuisse adiutoremque Germanico datum a se auctore senatu rebus apud Orientem administrandis. Illic contumacia et certaminibus asperasset iuvenem exituque eius laetatus esset an scelere extinxisset, integris animis diiudicandum. 3.12.1. Tijdens de senaatsvergadering heeft Tiberius een redevoering gehouden met bestudeerde terughoudendheid. Piso was onderbevelhebber en vriend van zijn vader geweest en door hemzelf als helper aan Germanicus toegevoegd, op aandringen van de senaat, om het beleid in het Oosten te sturen. Of hij daar met arrogantie en ruzies de jongeman verbitterd had en zich verheugd had over diens dood ofwel hem met een misdaad uit de weg had geruimd, daarover moest men onbevooroordeeld uitspraak doen.
3.12.2. 'Nam si legatus officii terminos, obsequium erga imperatorem exuit eiusdemque morte et luctu meo laetatus est, odero seponamque a domo mea et privatas inimicitias non vi principis ulciscar: sin facinus in cuiuscumque mortalium nece vindicandum detegitur, vos vero et liberos Germanici et nos parentes iustis solaciis adficite. 3.12.2. Want als hij als onderbevelhebber de grenzen van zijn bevoegdheid en de gehoorzaamheid jegens zijn veldheer af heeft laten weten en zich over zijn dood en dus mijn rouw verheugd heeft, dan zal ik hem haten en de toegang tot mijn woning ontzeggen, maar niet zal ik vijandschap in de persoonlijke sfeer wreken met de macht van een princeps: als echter een misdaad aan het licht komt die bij de moord op ieder willekeurige sterveling gewroken moet worden, dan, waarlijk, moeten jullie zowel de kinderen van Germanicus alsook ons, zijn ouders, op passende wijze troosten.
3.12.3. Simulque illud reputate, turbide et seditiose tractaverit exercitus Piso, quaesita sint per ambitionem studia militum, armis repetita provincia, an falsa haec in maius vulgaverint accusatores, quorum ego nimiis studiis iure suscenseo. 3.12.3. Onderzoek tevens ook dit, of Piso de legers met oproerige en opstandige gevoelens heeft bespeeld, of hij met omkoperij de bijval van de soldaten heeft gezocht, met de wapens in de hand de provincie weer heeft opgezocht of dat deze aantijgingen vals zijn en overdreven door de aanklagers, over wier al te grote ijver ik terecht geprikkeld ben.
3.12.4. Nam quo pertinuit nudare corpus et contrectandum vulgi oculis permittere differrique etiam per externos tamquam veneno interceptus esset, si incerta adhuc ista et scrutanda sunt? 3.12.4. Want waar was het goed voor om het stoffelijk overschot te ontbloten en bloot te stellen aan de ogen van het volk en ook onder vreemdelingen het gerucht te verspreiden als was hij door vergif om het leven gekomen als die zaken nog onzeker waren en onderzocht moesten worden?
3.12.5. Defleo equidem filium meum semperque deflebo: sed neque reum prohibeo quo minus cuncta proferat, quibus innocentia eius sublevari aut, si qua fuit iniquitas Germanici, coargui possit, vosque oro ne, quia dolori meo causa conexa est, obiecta crimina pro adprobatis accipiatis. 3.12.5. Ik betreur uiteraard mijn zoon en zal dat altijd blijven doen: maar ik weerhoud de aangeklaagde er toch niet van om alles naar voren te brengen waardoor zijn onschuld gestaafd kan worden of, als er enige onbillijkheid aan Germanicus' kant school, dit aan te tonen en ik vraag u om niet, omdat de zaak verbonden is met mijn verdriet, misdaden die iemand voor de voeten geworpen worden, als bewezen aan te nemen.
3.12.6. Si quos propinquus sanguis aut fides sua patronos dedit, quantum quisque eloquentia et cura valet, iuvate periclitantem: ad eundem laborem, eandem constantiam accusatores hortor. 3.12.6. Als verwantschap of trouw aan Germanicus sommigen tot zijn belangenbehartigers hebben gemaakt, helpt hem dan als hij in gevaar verkeert voorzover uw welsprekendheid en bekommernis daartoe in staat is: tot dezelfde inspanning en dezelfde karaktervastheid spoor ik de aanklagers aan.
3.12.7. Id solum Germanico super leges praestiterimus, quod in curia potius quam in foro, apud senatum quam apud iudices de morte eius anquiritur: cetera pari modestia tractentur. Nemo Drusi lacrimas, nemo maestitiam meam spectet, nec si qua in nos adversa finguntur.' 3.12.7. Dit alleen hebben wij Germanicus in afwijking van de wet gegund, dat er in het senaatsgebouw en niet op het forum, voor de senatoren en niet voor rechters een onderzoek gedaan zou worden naar zijn dood: laat het overige met gelijke procedure behandeld worden. Laat niemand acht slaan op de tranen van Drusus, niemand ook op mijn droefheid, noch ook op wat er verzonnen wordt om ons te bekladden.



  • Terug naar Inhoudsopgave
  • 21/02/'09