Aeneis 5,362 - 484 |
De bokswedstrijd. |
|
- Post, ubi confecti cursus et dona peregit, 'Nunc, si cui uirtus animusque in pectore praesens, adsit et euinctis attollat bracchia palmis': sic ait, et geminum pugnae proponit honorem, | 365 |
- Hierna, toen de wedloop beëindigd en de prijzen verdeeld waren, sprak Aeneas: 'Laat nu aantreden wie over kracht en durf beschikt, en zijn armen met omwonden handen aan wil bieden': en hij stelde een tweevoudige prijs voor een vuistgevecht in het vooruitzicht, |
uictori uelatum auro uittisque iuuencum, ensem atque insignem galeam solacia uicto. Nec mora; continuo uastis cum uiribus effert ora Dares magnoque uirum se murmure tollit, solus qui Paridem solitus contendere contra, | 370 |
voor de overwinnaar een kalf, getooid met goud en offerband, een zwaard en een prachtige helm als troost voor de verliezer. Zonder te dralen steekt terstond met groot krachtsvertoon Dares zijn kop op en en verheft zich onder bijval van de menigte, daar hij toch als enige gewend was tegen een Paris te vechten, |
idemque ad tumulum, quo maximus occubat Hector, uictorem Buten immani corpore, qui se Bebrycia ueniens Amyci de gente ferebat, perculit et fulua moribundum extendit harena. Talis prima Dares caput altum in proelia tollit, | 375 |
hij ook versloeg bij de grafheuvel, waarin de zeer grote Hector lag, de 'onoverwinlijke' Butes met diens kolossale lijf, die zich, komend uit de Bebrycerstam van Amycus, aanbood, hij sloeg hem tot moes en legde hem, zieltogend, in het gelige zand. Zó steekt Dares zijn nek uit en biedt aan de strijd te beginnen, |
ostenditque umeros latos alternaque iactat bracchia protendens et uerberat ictibus auras. Quaeritur huic alius; nec quisquam ex agmine tanto audet adire uirum manibusque inducere caestus. Ergo alacris cunctosque putans excedere palma | 380 |
toont zijn brede schouders en slaat afwisselend zijn armen vooruit en geselt de lucht met zijn slagen. Voor hem wordt een tegenstander gezocht; niemand uit de zo grote menigte durft zich tegen de man op te stellen en zijn handen in de boksbeugel te steken. Dus stelt hij zich monter op voor Aeneas, van mening dat niemand |
Aeneae stetit ante pedes, nec plura moratus tum laeua taurum cornu tenet atque ita fatur: 'Nate dea, si nemo audet se credere pugnae, quae finis standi? quo me decet usque teneri? ducere dona iube.' Cuncti simul ore fremebant | 385 |
de zege op wil eisen, en zonder dralen pakt hij met zijn linker de stier bij de hoorn en zegt: 'Godenzoon, als niemand zich aan een gevecht durft te wagen, wat sta ik hier dan? hoe lang moet ik hier dan nog wachten? Laat mij de beloningen maar meenemen'. En meteen vallen |
Dardanidae reddique uiro promissa iubebant. - Hic grauis Entellum dictis castigat Acestes, proximus ut uiridante toro consederat herbae: 'Entelle, heroum quondam fortissime frustra, tantane tam patiens nullo certamine tolli | 390 |
de Dardanen hem bij en roepen de man het beloofde te geven. - Nu roept de serieuze Acestes Entellus tot de orde, zoals die naast hem was gaan zitten op het groene grasbed: 'Entellus, vergeefs ooit genoemd de dapperste held, ga je zo lijdzaam toezien hoe zonder slag of stoot zo kostbare prijzen |
dona sines? Ubi nunc nobis deus ille, magister nequiquam memoratus, Eryx? Ubi fama per omnem Trinacriam et spolia illa tuis pendentia tectis?' Ille sub haec: 'Non laudis amor nec gloria cessit pulsa metu; sed enim gelidus tardante senecta | 395 |
weggekaapt worden? Waar blijft nu die god van ons, Eryx, vergeefs jouw meester genoemd? Waar blijft nou jouw roem op heel Sicilië en al die buitgemaakte trofeeën verzameld in je woning? Hierop zijn antwoord: 'Niet is mijn begeerte naar eer of roem verdwenen, door vrees verjaagd; maar echt, mijn bloed stokt kil in trage ouderdom |
sanguis hebet, frigentque effetae in corpore uires. Si mihi quae quondam fuerat quaque improbus iste exsultat fidens, si nunc foret illa iuuentas, haud equidem pretio inductus pulchroque iuuenco uenissem, nec dona moror.' Sic deinde locutus | 400 |
en de kracht in mijn lijf is stroef en verbruikt. Als ik nu nog de kracht had van ooit, waarop die braller daar zich beroemt, als ik nu nog die jeugd had, dan zou ik heus niet, gelokt door de prijs van een mooie stier aangetreden zijn, want niet zit ik te springen om prijzen'. Met deze woorden |
in medium geminos immani pondere caestus proiecit, quibus acer Eryx in proelia suetus ferre manum duroque intendere bracchia tergo. Obstipuere animi: tantorum ingentia septem terga boum plumbo insuto ferroque rigebant. | 405 |
werpt hij twee beugels de kring in, zwaar van gewicht, waarmee de felle Eryx het gevecht placht aan te gaan en zijn armen met harde huid placht te omwikkelen . Men houdt de adem in: zeven reusachtige runderhuiden staan stijf van het lood en het ijzer dat erop genaaid zit. |
Ante omnis stupet ipse Dares longeque recusat, magnanimusque Anchisiades et pondus et ipsa huc illuc uinclorum immensa uolumina uersat. Tum senior talis referebat pectore uoces: 'Quid, si quis caestus ipsius et Herculis arma | 410 |
Meer nog dan allen is Dares verbluft en weigert beslist, en de grootmoedige zoon van Anchises wendt dit gewicht van reusachtige windsels naar alle zijden. Dan spreekt vol emotie de oudste van de twee deze woorden: 'Wat nu, als men de boksbeugels, Hercules' wapens, gezien had |
uidisset tristemque hoc ipso in litore pugnam? Haec germanus Eryx quondam tuus arma gerebat (sanguine cernis adhuc sparsoque infecta cerebro), his magnum Alciden contra stetit, his ego suetus, dum melior uiris sanguis dabat, aemula necdum | 415 |
en de droeve strijd, gevoerd op deze kust? Deze uitrusting droeg ooit jouw broer Eryx (je kunt nog zijn bloed erop zien en zijn verpletterde hersens) hiermee stelde hij zich op tegen Alcides, hiermee was ikzelf getooid zolang warmer bloed mij nog krachten verschafte en de vijandige ouderdom |
temporibus geminis canebat sparsa senectus. Sed si nostra Dares haec Troius arma recusat idque pio sedet Aeneae, probat auctor Acestes, aequemus pugnas. Erycis tibi terga remitto (solue metus), et tu Troianos exue caestus.' | 420 |
nog niet mijn beide slapen met grijs doorspekte. Maar als de Trojaan Dares deze uitrusting van ons afwijst en Aeneas zich daarbij neerlegt, dan, als promotor Acestes dit goedkeurt, laten we dan de strijd gelijk maken. Ik ontsla je van de huiden van Eryx, [wees maar niet bang], en leg jij dan je Trojaanse caestus af'. |
Haec fatus duplicem ex umeris reiecit amictum et magnos membrorum artus, magna ossa lacertosque exuit atque ingens media consistit harena. Tum satus Anchisa caestus pater extulit aequos et paribus palmas amborum innexuit armis. | 425 |
Met deze woorden werpt hij zijn dubbele mantel af van zijn schouders en brengt zijn geweldige ledematen tevoorschijn, zijn grote botten en armen, en neemt, reusachtig, plaats in het midden van de piste. Dan laat de zoon van Anchises gelijke handpantsers halen en knoopt diezelfde uitrusting om, om de handen van beiden. |
Constitit in digitos extemplo arrectus uterque bracchiaque ad superas interritus extulit auras. Abduxere retro longe capita ardua ab ictu immiscentque manus manibus pugnamque lacessunt, ille pedum melior motu fretusque iuuenta, | 430 |
Meteen nemen beiden hun plaats in, gespitst, op hun tenen, en heffen onbewogen hun armen ten hemel. Zij houden hun hoofd hoog,ver naar achter, buiten bereik van slagen en brengen hun handen bijeen en dagen tot strijd uit, de één sneller ter been en vertrouwend op zijn jeugd, |
hic membris et mole ualens; sed tarda trementi genua labant, uastos quatit aeger anhelitus artus. Multa uiri nequiquam inter se uulnera iactant, multa cauo lateri ingeminant et pectore uastos dant sonitus, erratque auris et tempora circum | 435 |
de ander meer mans door zijn reusachtige lichaam; maar, zijn tragere benen onvast, siddert hij; een schurende adem schokt zijn enorme lichaam. Veel slagen wisselen de mannen uit zonder effect veel andere treffen de holle flank en dreunen luid op hun borst, vaak wervelt om hun oren en slapen een vuist, |
crebra manus, duro crepitant sub uulnere malae. Stat grauis Entellus nisuque immotus eodem corpore tela modo atque oculis uigilantibus exit. Ille, uelut celsam oppugnat qui molibus urbem aut montana sedet circum castella sub armis, | 440 |
onder harde treffers kraken hun kaken. Entellus staat pal en onbeweeglijk met zijn lichaam en slechts door zijn waakzame ogen ontwijkt hij de beugels. Dares speurt, als wie met dammen een hooggelegen stad bestookt of gewapenderhand een vesting belegert, hoog in het gebergte, |
nunc hos, nunc illos aditus, omnemque pererrat arte locum et uariis adsultibus inritus urget. Ostendit dextram insurgens Entellus et alte extulit, ille ictum uenientem a uertice uelox praeuidit celerique elapsus corpore cessit; | 445 |
nu loert hij deze toegangsmogelijkheid af, dan weer die en listig zoekt hij elke plek af en dringt met allerlei uitvallen op. Oprijzend schudt Entellus zijn rechtervuist en haalt hoog uit, maar de ander voorziet de slag die van boven op hem afkomt en springt opzij en glipt weg met zijn snelle lichaam; |
Entellus uiris in uentum effudit et ultro ipse grauis grauiterque ad terram pondere uasto concidit, ut quondam caua concidit aut Erymantho aut Ida in magna radicibus eruta pinus. Consurgunt studiis Teucri et Trinacria pubes; | 450 |
Entellus treft slechts lucht met alle kracht en door zijn eigen geweld, zelf zwaar, valt hij zwaar door ook nog het beugelgewicht op de grond, zoals soms op de Erymanthus of de grote Ida een reusachtige pijnboom, ontworteld en hol, neerstort. Begeesterd springen de Teucriërs op en ook de Sicilische mannen; |
it clamor caelo primusque accurrit Acestes aequaeuumque ab humo miserans attollit amicum. At non tardatus casu neque territus heros acrior ad pugnam redit ac uim suscitat ira; tum pudor incendit uiris et conscia uirtus, | 455 |
hun geschreeuw stijgt omhoog en als eerste snelt Acestes nu toe en vol deernis tilt hij zijn bevriende leeftijdgenoot op van de grond. Maar door zijn val niet geremd, niet geschrokken, stort de held zich weer in de strijd en zijn woede voedt zijn kracht; gêne en het besef van zijn reputatie staalt zijn durf |
praecipitemque Daren ardens agit aequore toto nunc dextra ingeminans ictus, nunc ille sinistra. Nec mora nec requies: quam multa grandine nimbi culminibus crepitant, sic densis ictibus heros creber utraque manu pulsat uersatque Dareta. | 460 |
en laaiend drijft hij een struikelende Dares rond over het strijdperk, nu eens zijn slagen verdubbelend op rechts, dan weer op links. En hij weet van geen pauze of rustpunt: dicht als een wolkbreuk met hagel daken ranselt, zo vaak treft de held met een regen van slagen van elk van zijn handen Dares en drijft hem rond. |
Tum pater Aeneas procedere longius iras et saeuire animis Entellum haud passus acerbis, sed finem imposuit pugnae fessumque Dareta eripuit mulcens dictis ac talia fatur: 'Infelix, quae tanta animum dementia cepit? | 465 |
Dan duldt Aeneas niet langer dat de woedeuitbarstingen nog voortgaan en dat Entellus tekeer gaat met ontketend gemoed: hij maakt een eind aan de strijd en ontzet de uitgeputte Dares sussend met woorden en spreekt als volgt: 'Ongeluksvogel, wat een verdwazing heeft bezit van je genomen? |
Non uiris alias conuersaque numina sentis? Cede deo.' Dixitque et proelia uoce diremit. Ast illum fidi aequales genua aegra trahentem iactantemque utroque caput crassumque cruorem ore eiectantem mixtosque in sanguine dentes | 470 |
Merk je dan niet dat er andere krachten spelen en de goden tegen je zijn? Wijk voor de godheid'. En met deze woorden beëindigde hij de strijd. Maar Dares die zijn knikkende knieën nog nauwelijks dragen en die zijn hoofd naar weerskanten schudt en gestold bloed uit zijn mond spuwt - en tussen dat bloed zitten zijn tanden - leiden zijn trouwe vrienden weg |
ducunt ad nauis; galeamque ensemque uocati accipiunt, palmam Entello taurumque relinquunt. Hic uictor superans animis tauroque superbus 'Nate dea, uosque haec' inquit 'cognoscite, Teucri, et mihi quae fuerint iuuenali in corpore uires | 475 |
naar de schepen; Aeneas roept hen en zij nemen helm en zwaard in ontvangst, de zegepalm en het zwaard laten zij aan Entellus. Deze, overwinnaar, vol van zijn zege en trots op zijn stier, zegt: 'Godenzoon en overige Teucers, erken, wat ook ik voor krachten had in mijn lijf toen ik jong was |
et qua seruetis reuocatum a morte Dareta.' Dixit, et aduersi contra stetit ora iuuenci qui donum astabat pugnae, durosque reducta librauit dextra media inter cornua caestus arduus, effractoque inlisit in ossa cerebro: | 480 |
en uit wat voor dood jullie Dares nu redden". Dat zei hij en ging staan voor de kop van zijn stier, zijn zegetrofee, en hij haalde uit met zijn rechtse en plantte de harde caestus midden tussen de hoorns, van boven af, sloeg door de botten tot in de hersens: |
sternitur exanimisque tremens procumbit humi bos. Ille super talis effundit pectore uoces: 'Hanc tibi, Eryx, meliorem animam pro morte Daretis persoluo; hic uictor caestus artemque repono.' |
de stier valt neer en strekt zich met een doodstuip uit op de grond. Hij spreekt daarbij de volgende woorden uit het diepst van zijn hart: 'Ik breng, Eryx, dit offer voor jou, beter dan de dood van Dares; maar nu, als overwinnaar, leg ik de caestus en de bokskunst af'. | |
|
|